Op 19 december 2018 zijn twee consultatie wetsvoorstellen tegen belastingontduiking verschenen. Een van de voorstellen ziet toe op de bevoegdheid vergrijpboeten openbaar te maken die zijn opgelegd aan intermediairs. Het gaat dan om intermediairs die meewerken aan belastingontduiking of het foutief aanvragen van toeslagen. De consultatie loopt tot 1 februari 2019. In het najaar zal een voorstel naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Openbaarmaking kan dan mogelijk op 1 januari 2020 in werking treden. Ik zet echter nog een aantal vraagtekens bij de inhoud.
Panama Papers
Het zijn de Panama Papers en de daarbij gepaard gaande agressieve fiscale planning die tot het voorstel van openbaarmaking van de boete aanleiding hebben gegeven. De maatschappij zou in het algemeen een belang bij openbaarheid hebben en (goedwillende) belastingplichtigen zouden er een belang bij hebben bij de keuze voor een adviseur. Dat staat in de toelichting vermeld. Verder zou er ook een preventieve werking van openbaarmaking uitgaan.
Voorstel reikt verder dan fiscale planning
Het voorstel beperkt zich echter niet tot fiscale planning en toeslagfraude. In het nieuwe artikel 67r AWR wordt gerefereerd aan alle vergrijpen die hebben geleid tot een opzettelijk of grofschuldige onjuiste aangifte of het niet voldoen aan de suppletieplicht.
Openbaarmaking, tenzij
In een individueel geval kan bij onevenredige benadeling worden besloten niet tot openbaarmaking over te gaan. In welke gevallen daarvan sprake zou kunnen zijn is niet duidelijk. Er wordt slechts aangegeven dat bij ministeriële regeling wordt vastgelegd dat openbaarmaking uitsluitend plaatsvindt na toestemming van de directeur van een van de organisatieonderdelen en het directoraat-generaal. Verder worden de voorbeelden als ziekte of een gering boetebedrag genoemd om van publicatie af te zien.
Waarom niet alleen bij opzet
De eerste vragen die gesteld zou kunnen worden, zijn: waarom is de openbaarmaking niet beperkt tot opzettelijk begane vergrijpen? Waarom is een openbaarmaking mogelijk bij grove onachtzaamheid?
Een andere beperking is wel opgenomen. Het gaat namelijk enkel om feiten die zijn begaan tijdens de beroepsmatige of bedrijfsmatige bijstand. Kortom: kwesties die buiten kantoor zijn begaan zouden hier buiten vallen.
Openbaarmaking indien onherroepelijk
Anders dan in een eerdere consultatieronde in de zomer van 2017, wordt nu bepaald dat openbaarmaking pas kan plaatsvinden nadat zowel de vergrijpboete als het besluit tot openbaarmaking onherroepelijk vaststaan. Vóór het onherroepelijk worden, is dat dus niet mogelijk.
Welke gegevens worden openbaar gemaakt
In de voorgestelde wettekst staat slechts opgenomen dat bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijze en welke gegevens van de overtreder openbaar zullen worden gemaakt. Dat maakt dat eventuele wijzigingen op dat vlak niet parlementair hoeven te worden afgekaart.
In de toelichting staat dat de naam van de overtreder, het kantoor waaraan deze is verbonden en het vestigingsadres van het kantoor openbaar zullen worden gemaakt. De openbaarmaking vindt plaats op de site van de Belastingdienst. Waarom het kantoor met naam en toenaam moet worden genoemd is een groot vraagteken. Dat wordt ook niet toegelicht. Het kan een kantoor flink schaden indien de vermelding van de kantoornaam plaatsvindt, terwijl het kantoor zelf kennelijk geen verwijt is gemaakt. En wat wordt gedaan in de situatie dat een vergrijp in het verleden is begaan ten tijde van een dienstverband bij een ander kantoor? Past het niet beter de openbaarmaking te beperken tot de adviseur en diens vestigingsplaats? Wellicht ook met de toevoeging op welke periode de vergrijpboete ziet?
In dat geval is nog steeds makkelijk na te gaan aan welk kantoor iemand op dat moment verbonden is, maar ondervindt het kantoor niet (mede) alle hinder. Dat voorkomt ook dat als iemand later niet meer aan het kantoor verbonden is het etiket ook aan het kantoor blijft plakken. Publicaties blijven vaak tot in lengte van dagen te traceren. Indien er wordt gekozen om ook een kantoornaam te vermelden, moet ook de mogelijkheid worden geboden aan het kantoor om tegen (dat onderdeel van) het openbaarmakingsbesluit op te komen. Moet het kantoor dan niet als belanghebbende worden gezien?
Overgangsrecht
In de toelichting valt te lezen dat alleen ten aanzien van nog op te leggen boeten een besluit tot openbaarmaking kan worden genomen. Hoewel het de vraag is of een publicatie als straf kan worden gekwalificeerd, zou het passend zijn indien publicaties slechts plaats kunnen hebben vanaf het moment dat openbaarmaking voorzienbaar is. Moet er niet de beperking worden opgenomen dat publicatie slechts plaatsvindt bij vergrijpen begaan vanaf 1 januari 2019?
Wees op uw hoede
Het is te hopen dat met de hiervoor genoemde kanttekeningen bij het uiteindelijke voorstel rekening zal worden gehouden. Maar wees u zich als adviseur ervan bewust dat openbaarmaking van boeten uiteindelijk wel in de lijn van de verwachting ligt. Laat u het niet gebeuren dat uw naam in het rijtje voor komt.