Op 4 juni 2018 is het wetsvoorstel ‘Wet spoedreparatie fiscale eenheid’ verschenen. In de vorige column is aandacht besteed aan de renteaftrekbeperking van art 10a wet VPB 1969. Nu staat art 20a wet VPB 1969 (tegengaan handel in verliesvennootschappen) centraal.
De Nederlandse fiscale eenheidsregeling is niet in overeenstemming met het Europees Recht, aldus het HvJ. In dit wetsvoorstel wordt het ongerechtvaardigde onderscheid tussen binnenlandse- en grensoverschrijdende situaties weggenomen. Eén van de maatregelen ziet op art 20a wet VPB 1969 (hierna: art 20a), een bepaling waarmee de MKB praktijk met regelmaat van doen heeft.
Huidig artikel 20a en de fiscale eenheid
Artikel 20a beperkt de verliesverrekening indien er sprake is van een wijziging van het uiteindelijke belang in de belastingplichtige van 30% of meer. Er gelden echter tegenbewijsmogelijkheden; de verliezen blijven ook bij een dergelijke belangenwijziging verrekenbaar, indien:
- de vennootschap niet grotendeels(>50%) bestaat uit beleggingen(beleggingentoets) en
- de activiteiten van de vennootschap niet zijn afgenomen met ≥ 70%. (inkrimpingstoets) en
- ten tijde van de belangenwijziging ook niet het voornemen bestond de gezamenlijke omvang van de werkzaamheden binnen drie jaren alsnog te laten afnemen tot minder dan 30% (voornementoets).
Onder de huidige regelgeving worden de toetsen op fiscale eenheidsniveau toegepast. Dit verandert onder de spoedreparatie van 4 juni 2018.
Inhoud spoedreparatie met betrekking tot art 20a
Art 20a wordt in het vervolg toegepast alsof er geen fiscale eenheid is. De fiscale eenheid wordt genegeerd en op het niveau van de vennootschap waarin het aandelenbelang gewijzigd is, wordt beoordeeld of de verliezen nog verrekenbaar zijn. Bij de voorwaartse verliesverrekening staat vast welke verliezen toebehoren aan de betreffende vennootschap. Voor de achterwaartse verliesverrekening geldt dat de verliezen van de fiscale eenheid toegerekend moeten worden aan de betreffende vennootschap, waarna deze verliezen niet meer voorwaarts verrekenbaar zijn met de belastbare winst van de belastingplichtige waarin het uiteindelijke belang in belangrijke mate is gewijzigd.
Hoewel de toelichting op het wetsvoorstel met betrekking tot art 20a summier is, gaan we er vooralsnog vanuit dat de ‘stand-alone’ benadering slechts van toepassing op kwalificerende aandeelhouderswijzigingen na het inwerkingtredingstijdstip.
Praktijk
In de praktijk moet al rekening gehouden worden met dit wetsvoorstel, ook al zijn er nog veel onduidelijkheden:
- een vennootschap met verliezen wordt overgenomen en gevoegd in de fiscale eenheid. De activiteiten worden binnen fiscale eenheid overgedragen. Op ‘stand-alone’ basis wordt voldaan aan de inkrimpingstoets en zijn de verliezen van de overgenomen vennootschap niet meer voorwaarts verrekenbaar. Hoe gaan we de overdracht vorm geven?
- hoe moeten de fiscale eenheidsverliezen toegerekend worden aan de betreffende vennootschap? Volgens de gebruikelijke winstsplitsingsregels?
- een vennootschap wordt ontvoegd door een belangenwijziging. Hoe werkt de stand-alone benadering uit als de verliezen niet worden meegegeven aan de dochter bij ontvoeging? Kunnen deze dan wel verrekend worden met de fiscale eenheidswinst?
- een aandeelhouderswijziging binnen fiscale eenheid heeft geen effect voor de nieuwe regeling. Het betreft een interne verhanging, dus het uiteindelijke belang is niet gewijzigd?
Vanuit de fiscale wereld is rondom dit wetsvoorstel vooral duidelijkheid gevraagd over de toepassing van de stand-alone benadering op art 20a. We wachten de reactie van de staatssecretaris af.