De belasting op spaargeld gaat volgend jaar omlaag. De Belastingdienst houdt bij de vermogensbelasting beter rekening met de lage rente die spaarders momenteel krijgen. Dit jaar hield de fiscus nog rekening met een spaarrendement van 0,36 procent. Komend jaar wordt dat een spaarrente van 0,13 procent. Dat blijkt uit onderzoek van De Telegraaf.
Enkele tientjes
Spaarders met een vermogen tussen de 30 duizend en 105 duizend euro zijn daardoor enkele tientjes goedkoper uit. Onder de 30 duizend euro is het spaargeld voor alleenstaanden onbelast en voor stellen geldt een belastingvrij bedrag van 60 duizend euro. Daarboven belast de fiscus het spaargeld tegen 30 procent van een fictief vastgesteld rendement.
Belegging
Bij kleine spaarders gaat de fiscus ervan uit dat 2/3 op de bank staat en 1/3 wordt belegd. Voor dat spaargeld wordt gekeken naar de gemiddelde rente van juli 2017 tot en met juni 2018. Bij de beleggingen gaat de fiscus uit van een gemiddeld rendement op de beurzen van de afgelopen vijftien jaar.
Werkelijke spaarrente
De spaarrente van 0,13 procent, waar de fiscus volgend jaar mee rekent, ligt nog altijd boven de werkelijke spaarrente van 0,03 procent. Ook moeten kleine spaarders deels belasting betalen over een beleggingsrendement, ook als ze niet beleggen.
0,56 procent belasting
Dit jaar gaat de fiscus er nog vanuit dat met beleggingen een rendement van 5,38 procent wordt behaald. Als de Belastingdienst ervan uitgaat dat 2/3 spaarrendement is tegen 13 procent en 1/3 beleggingsrendement tegen 5,38, dan resulteert dit in een belastbaar rendement van 1,86 procent. Het belastingtarief is 30 procent, waardoor dit resulteert in een belasting van 0,56 procent op vermogen.
Grote vermogens
Bij vermogens boven de 105 duizend euro gaat de fiscus ervan uit dat 4/5 is belegd en bij vermogens van een miljoen wordt verondersteld dat dit volledig wordt belegd. Daar heeft de verlaging van de spaartaks dan ook geen effect.