De afgelopen jaren zijn er veel (meer en minder succesvolle) initiatieven genomen om het formele (belasting-)recht makkelijker te maken, en meer passend bij de digitale werkelijkheid waarin we leven. Zowel de rechtspraak als de Belastingdienst proberen al langere tijd over te stappen op digitalisering in communicatie dan wel in procedures. Dat gaat met horten en stoten vooruit. Hoe is nu inmiddels de stand van zaken?
1. Digitalisering rechtspraak
Op 12 juli 2016 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (34 059) aangenomen. Digitalisering vormt een onderdeel van het Programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI). Met het programma KEI moderniseert de Rechtspraak de behandeling van zaken door digitalisering en vereenvoudiging van procedures. Partijen kunnen dan digitaal communiceren met de griffie van het gerecht en digitaal procedures starten.Let op: Wij schatten in dat na inwerkingtreding van deze wetten de goede procesorde een nadrukkelijkere rol zal gaan spelen. Zie daarvoor met name het voorgestelde art. 8:32a Awb: ‘De bestuursrechter kan door partijen verschafte gegevens en bescheiden buiten beschouwing laten indien zij op zijn verzoek niet aangeven ter toelichting of staving van welke stelling de gegevens en bescheiden zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is.’
Gefaseerde inwerkingtreding KEI
De inwerkingtreding van het programma KEI verloopt in fasen. Dit gebeurt sinds begin 2017. Het duurt een aantal jaren voordat alle voorstellen in werking zijn. In elke fase wordt één soort zaak gedigitaliseerd. Verplicht digitaal procederen wordt steeds verder ingevoerd:
- sinds 1 maart 2017 in civiele vorderingszaken bij de Hoge Raad;
- sinds 12 juni 2017 in asiel- en bewaringszaken bij alle rechtbanken;
- sinds 1 september 2017 in handelszaken met advocaat bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland.
Digitaal procederen in handelszaken met verplichte procesvertegenwoordiging ‘niet verantwoord’
De Raad voor de Rechtspraak heeft overigens in juni 2018 laten weten het niet verantwoord te vinden om digitaal procederen in handelsvorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging landelijk in te voeren. Dat zou namelijk betekenen dat er veel tijd, energie en geld moet worden gestoken in de invoering van programmatuur waarvan de kwaliteit omstreden is, en die ver afstaat van de te ontwikkelen nieuwe oplossing voor de digitale toegankelijkheid van de rechtspraak. De Raad heeft dit besluit genomen op basis van onder meer de ervaringen die zijn opgedaan bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland, gesprekken met ketenpartners en adviezen over de technische implicaties van landelijke invoering.
Digitalisering minder ambitieus
Nu ook uit extern onderzoek is gebleken dat de Rechtspraak heeft onderschat hoe ingewikkeld het is om juridische procedures te digitaliseren, wordt de foducs verlegd van het automatiseren van juridische procedures naar het vergroten van de digitale toegankelijkheid. Het programma gaat zich richten op het digitaal uitwisselen en beschikbaar stellen van gegevens over rechtszaken voor juridische professionals en rechtzoekenden.
Najaar 2018 besluit over nieuwe doelen
Minister Dekker (Rechtsbescherming) heeft in april 2018 laten weten dat digitalisering van de rechtspraak noodzakelijk en niet te stoppen is, maar vindt het onverantwoord om door te gaan met de digitalisering zolang er geen duidelijkheid is over de vraag of alle neuzen binnen de Rechtspraak met betrekking tot digitalisering dezelfde kant op staan. In het najaar van 2018 wordt een besluit verwacht over de bijgestelde doelen van de digitalisering, de manier waarop die moeten worden bereikt en de kosten die daarmee gemoeid zijn.
2. Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst
Er is een (kennelijk) gewijzigd wetsvoorstel ‘houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van herziening bij aanslagen en een regeling voor het elektronische berichtenverkeer’ (Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst) ter advisering aan de Raad van State gezonden. Hieraan zijn een internetconsultatieronde en kritiek in de literatuur aan voorafgegaan. Dit wetsvoorstel is inmiddels gepubliceerd en heeft weer veel kritiek geoogst. Het wetsvoorstel is nu gesplitst. De bepaling die ziet op het regelen van elektronische communicatie tussen fiscus en belastingplichtigen (wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst, 34 196) is nu doorgezet en de overige voorstellen (aanslagtermijnen, navordering) zijn in de ijskast gezet. De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer in mei 2017 laten weten dat hij het wetsvoorstel niet meer nodig acht.Dit was een fragment uit de Bezwaar en Beroep Almanak
Lees hier verder in de nieuwe Almanak >>
Werkt de link niet en heeft u geen abonnement?