De fiscale wetgeving met betrekking tot de eigen woning is er de afgelopen jaren niet eenvoudiger op geworden. Zo heeft de wet “beperking gemeenschap van goederen” (van kracht per 1-1-2018) het er op fiscaal vlak niet makkelijker op gemaakt. En dan vooral op het gebied van de eigenwoningschuld en de eigenwoningreserve.
Dit blijkt ook uit onderzoek van het Centraal Plan Bureau en de Autoriteit Consument & Markt.
Ondanks het feit dat de invoering van het nieuwe huwelijksvermogensrecht een (uitsluitend) civielrechtelijke aangelegenheid behoort te zijn, blijken het civiele en fiscale recht onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hierdoor is het in de praktijk altijd oppassen geblazen.
(Fiscale) problematiek
Onder het nieuwe huwelijksvermogensrecht blijft een ‘automatische’ boedelmenging van het voorhuwelijkse vermogen achterwege. Partners met een voorhuwelijks eigenwoningverleden, die trouwen onder het nieuwe huwelijksvermogensrecht, kunnen bij de aankoop van een gezamenlijke woning een (fiscaal) potje op het vuur hebben staan.
Door de afwezigheid van boedelmenging blijven de eigenwoningreserve, het aflossingsschema, de aflossingsstand en de bestaande eigenwoningschuld persoonlijk. Met een mogelijke onbedoelde renteaftrekbeperking als gevolg.
Goedkeurend besluit
De staatssecretaris (h)erkent dat het nieuwe huwelijksvermogensrecht op fiscaal vlak ongewenste gevolgen kan hebben. In reactie hierop heeft hij bij besluit d.d. 30 januari 2018 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 goedgekeurd dat het eigenwoningverleden van partners, onder voorwaarden, toch bij helft kan worden verdeeld.
Hiervoor dient aan een drietal eisen te worden voldaan:
- De aankoop van de eigen woning en hieraan gekoppelde schuld(en) dienen in 50%-50%-verhouding te zijn aangegaan;
- Beide partners doen in de aangifte een beroep op het besluit door de eigenwoningreserve en de eigenwoningrente in 50%-50%-verhouding in de aangifte(n) op te nemen;
- Beide partners zijn akkoord met de consequentie dat toepassing van deze goedkeuring onherroepelijk
Wordt niet aan de eerste voorwaarde voldaan dan kunnen partners zich met een gezamenlijk verzoek wenden tot de Belastingdienst. De staatssecretaris van Financiën beoordeelt vervolgens of in deze specifieke situatie sprake is van een niet-beoogde beperking van de aftrek van eigenwoningrente. En zo ja, of een eventuele tegemoetkoming kan worden verleend.
Kiezen of delen?
Toepassing van het besluit kan verschillende gevolgen hebben:
- Verkorting van de (maximale) duur van renteaftrek voor de partner zonder eigenwoningverleden door overname van het eigenwoningverleden;
- Verruiming van de (maximale) duur van renteaftrek voor de partner met eigenwoningverleden door (gedeeltelijke) overname van het overgangsrecht door de partner zonder eigenwoningverleden;
- Het (gedeeltelijk) overnemen eigenwoningreserve van de partner met eigenwoningverleden door de partner zonder eigenwoningverleden;
- Het verlies van de mogelijkheid om onderling de inkomsten uit eigen woning te mogen verdelen;
- (Mogelijk) ongewenste automatische toepassing van het besluit door een 50%-50%-verdeling van de inkomsten uit eigen woning in de aangifte op te nemen.
Vooral de partner zonder eigenwoningverleden ondervindt negatieve gevolgen van het besluit. Hierdoor wordt de situatie in zekere zin gelijk aan een situatie waarin partners in gemeenschap van goederen zijn getrouwd.
Toepassing van het besluit is onherroepelijk. Bij advisering hierover is het dan ook van groot belang dat de negatieve gevolgen aan beide partners voldoende duidelijk worden gemaakt.
Evalueren én aanpassen
Hoewel de staatssecretaris met het goedkeurend besluit de kastanjes grotendeels uit het vuur haalt, worden zeker niet alle problemen weggenomen.
Fiscalist Ruben Stam geeft in een artikel aan dat Financiën hem mondeling heeft bevestigd dat de onderlinge verdeling van de eigen woning in de aangifte los staat van het besluit. Het saldo van de inkomsten uit eigen woning zouden dus vrij tussen (fiscale) partners mogen worden verdeeld. Maar wat is zo’n mondelinge toezegging waard zolang deze niet op schrift is gesteld. Het zou de staatssecretaris dan ook sieren schriftelijk te bevestigen dat fiscale partners ook bij toepassing van het goedkeurend besluit vrij mogen verdelen.
De complexiteit van de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot de fiscale behandeling van de eigen woning maakt een ogenschijnlijk simpele aangifte inkomstenbelasting toch best lastig. Er dient goed gekeken te worden naar de eigen woning en alles wat daarmee samenhangt. Voor een gemiddelde belastingplichtige zal aan de fiscale behandeling van de eigenwoning überhaupt geen touw meer vast te knopen zijn. Alleen al daarom zou de fiscale behandeling van de eigen woning nog vóór 2019 geëvalueerd en waar nodig aangepast moeten worden.
Leuker kan de (fiscale) wetgever het niet maken en gemakkelijker duidelijk ook niet!