Geschiedenis
De legitieme portie in het Nederlands recht heeft zijn bestaan te danken aan het Romeinse portio legitima. Het argument dat ten grondslag lag aan dit wettelijke erfdeel, de portio legitima, was het officium pietatis. Dit is de zedelijke plicht van de erflater om zijn naaste bloedverwanten niet geheel te onterven. De portio legitima uit het Romeinse recht werd in het Franse recht opgenomen. De Code civil uit het begin van de 19e eeuw heeft de legitieme overgenomen. De regeling van het wettelijk erfdeel in ons Burgerlijk Wetboek is ontleend aan het wettelijk erfdeel in de Code civil. De legitieme portie heeft daarna nog vele wijzigingen ondergaan om te komen tot wat het nu is.
Het begrip legitieme portie
Het staat de legitimaris vrij om al dan niet een beroep op zijn legitieme portie te doen. De legitieme portie wordt in de wet omschreven als het gedeelte van de waarde van het vermogen van de erflater waarop de legitimaris, in weerwil van giften en uiterste wilsbeschikkingen van de erflater, aanspraak kan maken.
Argumenten pro legitieme portie
Er zijn een aantal argumenten te noemen ten behoeve van het behoud van de legitieme portie:
- solidariteit met de volgende generatie die met aanzienlijke lastenverzwaringen te maken zal krijgen;
- beperking van het risico van financieel misbruik van de testateur door derden;
- de door voorstanders genoemde correctiemogelijkheid van de som ineens geeft rechtsonzekerheid en belast de rechterlijke macht;
- de legitieme is een gerechtvaardigde inbreuk op art. 1 Eerste Protocol EVRM.
Argumenten contra legitieme portie
En er zijn verschillende argumenten te noemen waarom de legitieme portie niet meer wenselijk is:
- de legitieme voorziet niet meer in een sociaaleconomische behoefte;
- de legitieme heeft geen maatschappelijk draagvlak meer;
- vereenvoudiging erfrecht;
- de legitieme is in strijd met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM (‘Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom’);
- de regeling van de som ineens voor minderjarigen en jong-meerderjarigen (art. 4:35 BW) en voor verrichte arbeid (art. 4:36 BW) geeft op zich al voldoende correctiemogelijkheid voor de kinderen van de erflater.
Conclusie
Al sinds het ontstaan van de legitieme portie in de Romeinse tijd wordt discussie gevoerd over de wenselijkheid hiervan. Tijdens de totstandkoming van het nieuwe boek 4 Burgerlijk Wetboek is de discussie omtrent de wenselijkheid van de legitieme portie ook gevoerd. Ik ben van mening dat de legitieme in de huidige vorm mensen beperkt in hun vrijheid om met hun vermogen te doen wat ze zelf willen. Bij ouders leeft steeds meer de wens een of meer kinderen te onterven en zelf, zonder restricties, te bepalen aan wie zij hun vermogen willen nalaten. De beperking van de legitieme past niet meer in deze tijd.
Via deze link kunt u meedoen aan een enquête van de Radboud Universiteit en uw mening geven over de legitieme portie in Nederland.