Een terugblik: wijziging systeem belastingrente per 1 januari 2013
Tot 2013 berekende de Belastingdienst voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (andere belastingen laat ik hier buiten beschouwing) belastingrente vanaf 1 januari na afloop van het fiscale jaar. Dit gold voor betalingen en voor teruggaven. De rente (toen nog heffingsrente genaamd) werd berekend tot de dagtekening van de aanslag.
Wijzigingen per 1 januari 2013
Met ingang van 1 januari 2013 wordt de rente pas berekend vanaf 1 juli na afloop van het betreffende fiscale jaar waarbij rente wordt berekend tot de laatste dag van de betalingstermijn van de aanslag. Voor belastingteruggaven geldt dat belastingplichtigen nog slechts een rentevergoeding ontvangen wanneer niet binnen 3 maanden na indiening van de aangifte een aanslag wordt opgelegd. Aangezien het aanslagproces bij de Belastingdienst zo is ingesteld dat in nagenoeg alle gevallen binnen deze drie maanden een voorlopige aanslag wordt opgelegd, betekent dit dat de Belastingdienst slechts nog in uitzonderingsgevallen rente vergoed. Dit blijkt ook uit recent gepubliceerde cijfers. Voor verminderingen van reeds betaalde aanslagen geldt dat vanaf 2013 evenmin rente meer wordt vergoed.
Aanscherping per 1 april 2014
Vanaf 1 april 2014 is de belastingrente gelijk aan de wettelijke rente. Voor de inkomstenbelasting geldt de wettelijke rente voor niet-handelstransacties (thans 2%) met een minimum van 4%. Voor de vennootschapsbelasting geldt de wettelijke rente voor handelstransacties (thans 8%) met een minimum van 8%. Bedenk hierbij dat belastingrente in rekening wordt gebracht als vergoeding voor gemiste rente, in een tijd waarin de ECB-rente nihil bedraagt, de Euribor rente (een interbancaire rente) negatief is en Nederlandse staatsobligaties rond het nulpunt bewegen. Kortom, de overheid rekent absurd hoge rentetarieven voor belastingplichtigen die volgens de regels te laat inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting betalen. Omgekeerd betaalt de Belastingdienst zelden belastingrente wanneer belastingplichtigen geld terug ontvangen. Er wordt duidelijk met twee maten gemeten.
Vaststelling fiscale winst niet altijd eenvoudig
De Belastingdienst dwingt belastingplichtigen – door de huidige belastingrente regeling – om jaarlijks voor 1 mei een voorlopige aanslag aan te vragen op basis van de werkelijke fiscale winst van het afgelopen jaar. De praktijk leert dat hier niet altijd (tijdig) aan wordt gedacht, ofwel dat het eenvoudigweg nog niet duidelijk is wat de fiscale winst is van het betreffende jaar. Bovendien bemoeilijken fiscale waarderingsregels die afwijken van commerciële waarderingsregels het inschatten van de fiscale winst van een boekjaar. Denk aan de regels omtrent de waardering van pensioenvoorzieningen in eigen beheer en stamrechten, (vrijval van) herinvesteringsreserves, waardering van onderhanden werk, verschillen in fiscale en commerciële boekwaarden van activa bij verkoop, etc.
Aanpassing dringend gewenst
Naar mijn mening is een aanpassing van de huidige regeling voor de berekening van belastingrente dringend gewenst. Allereerst is sprake van een absolute wanverhouding tussen de hoogte van de belastingrente en de huidige marktrente. Voorts wordt over de gehele betalingstermijn rente berekend, terwijl in veruit de meeste gevallen (ruimschoots) binnen de betalingstermijn wordt betaald. Tot slot zijn er diverse situaties die tot een onevenwichtige uitkomst leiden, onder andere wat betreft renteloze belastingteruggaven en rentedragende belastingbetalingen over hetzelfde aangiftejaar tussen fiscaal partners (particulieren) en tussen besloten vennootschappen binnen één concern. De huidige regeling functioneert nu als een verkapte oneigenlijke belastingheffing, niet als een vergoeding voor gemiste rente.