De werking van de werkkostenregeling (WKR) is geëvalueerd. Op 23 maart 2018 heeft de staatssecretaris van Financiën de Evaluatie en de reactie van het kabinet daarop naar de Tweede Kamer gestuurd. De werking van de werkkostenregeling in vergelijking met de oude regeling is onderzocht.
De belangrijkste conclusies van het evaluatierapport gaan over:
1. de administratieve lasten,
2. de vraag of de vrije ruimte voldoende is en
3. het noodzakelijkheidscriterium.
Na afronding van deze evaluatie wil de staatssecretaris gaan praten met het bedrijfsleven om te zien welke aanpassingen van de WKR gewenst zijn. Het ziet ernaar uit dat er geen grote veranderingen van de WKR zullen worden aangebracht.
1. Geen vermindering van administratieve lasten
De administratieve lasten lijken niet te zijn verminderd. Een meerderheid van de werkgevers merkt geen verschil in tijdsbesteding door de invoering van de WKR. De administratieve lastenverlichting waar de invoering van de WKR voor had moeten zorgen, wordt voor werkgevers over het algemeen niet ervaren. De WKR wordt als te complex ervaren. Ook de medewerkers van de Belastingdienst zien de WKR niet als een verlichting van de administratieve lasten.
Het kabinet heeft de indruk gekregen dat werkgevers de gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen zoveel mogelijk proberen te benutten, voordat ze een vergoeding of verstrekking onder de vrije ruimte brengen. Verder staat er in het rapport dat het kabinet het jammer vindt dat betrokkenen geen administratieve lastenverlichting ervaren en dat de regeling nog steeds als complex wordt gezien.
2. Vrije ruimte niet vaak overschreden
Uit het onderzoek blijkt dat maar 3 tot 4% van de bedrijven eindheffing moet betalen als gevolg van overschrijding van de vrije ruimte. Het gaat daarbij om een overschrijding van gemiddeld 0,4% van de loonsom, die vooral wordt veroorzaakt door personeelsfeesten en bedrijfsjubilea.
Het kabinet vindt het niet nodig om de regeling budgettair te verruimen, omdat veruit de meeste werkgevers geen eindheffing WKR hoeven te betalen.
3. Merendeel werkgevers weet niet wat noodzakelijkheidscriterium is
Over het algemeen heeft de invoering van het noodzakelijkheidscriterium weinig effect gehad. De administratieve lasten zijn er niet merkbaar door verminderd. Ook is er geen effect waargenomen op het aantal vergoedingen en verstrekkingen, de af te dragen loonbelasting of de hoeveelheid overleg tussen inhoudingsplichtigen en de Belastingdienst. Verder valt het op dat maar 22% van de werkgevers weet wat het noodzakelijkheidscriterium is. Van deze werkgevers heeft 70% aangegeven geen uitbreiding van het noodzakelijkheidscriterium naar andere vergoedingen en verstrekkingen te willen.
Het kabinet heeft hieruit afgeleid dat het noodzakelijkheidscriterium goed werkt binnen het terrein waar het op dit moment van toepassing is en ziet geen reden om de toepassing te verbreden.
4. Te verwachten aanpassingen aan de WKR
De staatsecretaris is van plan om de komende periode te gaan praten met het bedrijfsleven om te kijken welke aanpassingen in de WKR gewenst zijn. Het is niet waarschijnlijk dat er aanpassingen worden gedaan in de zin van een uitbreiding van gerichte vrijstellingen. Dat soort aanpassingen zullen de regeling moeilijker maken en bovendien – vanwege de gewenste budgettaire neutraliteit – ook leiden tot een verlaging van de forfaitaire ruimte.
De opties die het meest kansrijk zijn zullen uitgewerkt worden in wet -en regelgeving. Het zullen in ieder geval geen ingrijpende wijzigingen zijn, maar een klein aantal verbeteringen die maar weinig impact zullen hebben. Bijvoorbeeld:
- de voorwaarde laten vallen dat vergoedingen voor gerichte vrijstellingen als eindheffingsbestanddeel moeten worden aangewezen;
- de werkgever toestaan dat deze het loonvoordeel uit de verstrekking van maaltijden door middel van een steekproef vaststelt;
- een normrente invoeren voor personeelsleningen om eenduidig het (loon)voordeel te kunnen vaststellen;
- meer duidelijkheid geven in het Handboek Loonheffingen over de eigen bijdrage van werknemers in relatie tot het noodzakelijkheidscriterium.